Lieve Lunah, je schrijft me over hoe jij ervaren hebt, het leven te moeten kunnen leven met jezelf. Dat, hoeveel mensen je ook om je heen hebt, je altijd aangewezen bent op jezelf. Ik leerde dit lang geleden van Amir, terwijl ik er zelf geen gevoel bij had. Maar ik had bewondering voor hem, omdat hij ondanks wat hij had meegemaakt, altijd positief naar het leven keek. Inmiddels herken ik het besef alles alleen te moeten doen erg goed. Ik wil je graag meer vertellen over Amir en hoe ik er alleen voor kwam te staan.
Ik heb Amir in mijn tiener jaren op school leren kennen. Vanaf onze eerste ontmoeting was het raak. Amir had een moeilijke tijd achter de rug. Hij was gevlucht uit Afrika waar hij als kindsoldaat had moeten vechten. De verhalen die hij aan mij vertelde waren heftig. Amir zei altijd tegen mij dat als je leeft vanuit je hart, je leeft met de kracht van de wereld. Hiermee bedoelde hij dat als je met liefde voor het leven leeft, je de wereld achter je hebt staan en je niemand anders dan jezelf nodig hebt. Ik begreep dit pas jaren later. Mensen zoeken in geluk en in moeilijke tijden anderen op. Geluk en verdriet voelen prettiger als je het kan delen. Maar de pijn van het leven is niet te delen. Want die pijn is tussen jezelf en de wereld. En deze les heeft het leven ook aan jou geleerd, Lunah. Wat jij moet doorstaan in jouw ziektetraject is moeilijk en je bent jezelf tegengekomen. Maar het heeft jou ook iets moois gegeven. Het heeft je teruggebracht bij jezelf. En dat maakt je rijk. Het gebeuren rondom mijn verkrachting heeft dit ook gebracht aan mij, net als de oorlog dit voor Amir deed. Ondanks dat, worstelde Amir veel met zichzelf en met het trauma waarmee hij te dealen had. Ik kon hem en zijn keuzes niet altijd begrijpen, maar ik stond hoe dan ook achter hem. Toen wij ruim drie jaar een relatie hadden, raakte Amir betrokken bij een gewapende vechtpartij en kreeg daarvoor celstraf. Ik heb hem deze periode gesteund en toen hij na een aantal maanden onder toezicht kwam te wonen, waren onze dagen en avonden onafscheidelijk. Het toeval was er ook dat dit tehuis dicht bij mijn huis was, zodat ik er ’s ochtends vroeg kon zijn en de avonden tot laat kon blijven. Ik mocht van de woonbegeleiding niet blijven slapen, dus liep ik iedere avond naar huis. Ik wil nu iets vertellen wat erg moeilijk is voor mij om te delen. Ik probeer me terug naar dat moment te brengen en ik neem jou hierin mee, Lunah.
Het is al laat, maar de avond bij Amir was leuk. Ik ben onderweg naar huis en krijg ik kippenvel van iets, van iemand. Ik zie hem iedere avond daar staan. Ik merkte hem vorige week voor de eerste keer op. Mijn aandacht werd die kant opgetrokken doordat iemand langs hem fietste. Het geluid van een kapotte fietsbel in de stilte van de late avond trok mijn aandacht en toen zag ik hem. Ik kon zijn gezicht niet zien maar zijn blik op mij gericht was voelbaar. Dat moment liet mij bevriezen en plots bekroop een angstig gevoel mij. Hij stond voorover gebukt tegen de lantaarnpaal aan. Ver weg van mij, maar hij volgde me met zijn ogen. Avond na avond staat hij daar. Het geeft me koude rillingen hoewel hij op een grote afstand bij mij vandaan is. Ik heb niks tegen Amir gezegd, hij vindt het al zo verschrikkelijk dat hij maar een klein stukje met me mee kan lopen vanwege zijn enkelband. Op een avond besluit ik de weg over te steken, zodat ik niet over de weg naast het park hoef te lopen. De volgende dag doe ik dit opnieuw. Hij heeft het opgemerkt. Hij kent de weg die ik bewandel. Ineens staat hij voor mij en hij slaat mij twee keer met een voorwerp op mijn hoofd, waardoor ik mijn evenwicht verlies. Ik voel me duizelig worden en hij neemt me mee. Ik weet nog dat ik mijn ogen voor het eerst na die klap open deed en ik hem voor de eerste keer dichtbij zag. Het was een verward moment, omdat ik gedesoriënteerd was. De ruimte waarin ik me begaf was rechthoekig, ruim en leeg. De tafel waarop ik lag stond links in de hoek vlakbij een donkere muur. Rechts van mij zaten kleine schuifraampjes tegen het plafond aan. Ze zaten dicht, maar een enorme wind tochtte erdoorheen. Hoewel er een lamp brandde, was het vrij donker. Ik wist even niks meer maar ik voelde pijn in mijn hoofd en ik kon me niet vrij bewegen. Ik kan het gevoel van het moment van besef dat ik vast was gemaakt niet beschrijven. Ik keek op en hij keek me aan. Er schoot zoveel in gedachte voorbij, maar omdat ik de dingen niet kon plaatsen was het als een black-out. In een moment daarna drong het besef door en reageerde ik met woede. Hij werd hierom erg boos op mij en begon op mij in te slaan, terwijl hij me schreeuwend beloofde dat ik er spijt van zou krijgen als ik me zou verzetten. Tijdens het slaan begon hij mij te kussen. Hij hield hierbij mijn hoofd stevig vast, en draaide mijn hoofd in de richtingen hoe hij het wilde. Hij kwam bij me liggen op de tafel en begaf zich overal op mij, zijn handen waren ruw, zijn vingertoppen hard en hij omsloot mijn nek met zijn handen. Hij was wild, bewoog zich snel en ik voelde hoe hij in mij kwam. Het moment waarop iemand je verkracht, het aller eerste moment dat diegene met zijn lijf in de jouwe komt, verandert je leven. Vanaf dat moment, ben je niet meer van jezelf. Je leven blijkt een leugen te zijn, want het laat je beseffen dat je niet de controle hebt, die je als vanzelfsprekend beschouwde. Ik heb me al die tijd proberen te verzetten tegen hem. Soms vond hij het leuk dat ik terugvocht. Op andere momenten niet en reageerde hij agressief. Ondanks het besef kansloos te zijn, bleef ik tegen dat gevoel en tegen hem ingaan.
Ik herinner me zijn geur en de manier waarop hij zich beweegt. Ik herinner me hoe zijn huid voelt op de mijne en de geluiden die hij maakt als hij seks heeft. Ik herinner me hoe zijn lippen bewegen als hij praat en hoe zijn vingers over mijn lichaam strelen. Ik herinner me zijn ogen, de opkomende zon, ik herinner me hoe hij ademt als hij slaapt, hoe hij met zijn voeten schuifelt over de grond wanneer hij loopt. Ik hoor hoe de kettingen tikken op het ijzer. Ik herinner me de wind die door de ramen trekt en het is die kille kou die ik nog tot in mijn botten voel. Ook kan ik nu nog dezelfde pijn voelen die hij mij heeft laten voelen, zonder dat iemand mij aanraakt.
De tijd die hij met mij heeft doorgebracht, heeft mij geleerd dat je er voor jezelf moet zijn. Er is niemand die jouw verdriet, jouw eenzaamheid en jouw pijn kan voelen of dit weg kan nemen. Ik ben mezelf in de tijd met hem en na dit gebeuren vaak tegengekomen. En steeds hoor ik Amirs woorden weer en dan omarm ik ze. Want ik heb geleerd om vanuit mijn hart te leven en zo heb ik de wereld achter mij staan. Heb jij ondanks alles Lunah, liefde voor het leven kunnen behouden?
Reactie plaatsen
Reacties